farrēdan

*farrēdan, *farræ̅dan

germ., stark. Verb:

nhd. verraten ( Verb);

ne. betray;

Rekontruktionsbasis: ae., afries., ahd.;

Etymologie:

s. *far-, *rēdan;

Weiterleben:

ae. for-ræ̅-d-an, stark. Verb (7)=reduplizierend Verb (1), verraten (Verb), berauben, verdammen, verletzen;

Weiterleben:

afries. for-rē-d-a* 4, ur-rē-d-a*, stark. Verb (7)=reduplizierend Verb, verraten (Verb);

nfries. forrieden, Verb, verraten (Verb);

Weiterleben:

ahd. firrātan* 14, reduplizierend Verb, verraten (Verb), übergeben (Verb), preisgeben, ausliefern;

mhd. verrāten, reduplizierend Verb, verraten (Verb), irreleiten;

nhd. verraten, stark. Verb, verraten (Verb), bekennen was unbekannt bleiben sollte, DW 25, 985